Het Turkana district wordt in het noorden begrenst door Soedan en Ethiopië, in het oosten door het Turkana meer, in het zuiden door het land van de Pokot-stam en in het westen door Oeganda. Het is een uitgestrekt en onherbergzaam gebied.
De journalist Negley Farson noemde het land treffend een plek die zo dicht bij de hel ligt, als je op aarde maar kunt komen. Als je door het landschap reist, zie je rotsachtige, puntige bergen en heuvels van zwart lavagesteente, die oprijzen uit een bodem van geel woestijnzand.
Er groeien wat doornige bomen en struiken, maar deze voegen nauwelijks groen toe aan de aardetinten van het landschap. De termieten bouwen er fantastische kastelen en de lucht is er voornamelijk bevolkt door roofvogels.
In Turkana schijnt de zon onverbiddelijk; de temperatuur ligt meestal tussen de 34 en 38 graden Celsius in de schaduw – als er al schaduw te vinden is – en ‘s nachts rond de 28 graden Celsius. De lucht trilt er als stoom boven een braadpan. Regen is er zelfs in de regentijd nauwelijks; soms valt er niet meer dan een stevige bui per jaar. De hitte zou ondragelijk zijn als er niet altijd een wind stond die het zweet opdroogt nog voor het heeft kunnen verschijnen en op die manier de nodige verkoeling verzorgd. De wind wordt daarom ook wel de regen van Turkana genoemd.
Door de droogte bestaat de oppervlaktelaag uit los zand, dat tijdens de talrijke cycloonwinden huizenhoog opwaait. Ten tijde van de koloniale overheersing door Groot-Brittannië was het district Turkana gesloten gebied; men had een speciaal pasje nodig om er heen te mogen reizen. Dit heeft geduurd tot 1963 toen Kenia onafhankelijk werd. Heden ten dage word Turkana echter nog steeds als een achtergebleven gebied beschouwd, zelfs
door landgenoten.